Tegen vijven vult hij de laarzenlijst in en brengt de 20 paar gepoetste rijlaarzen naar de lockers. Daar staan verschillende Dames, maar ook wat jongere meiden. Eén van hen, een meisje met donker roodgekleurd haar tot op haar schouders en een prachtig op maat gemaakt ruiterkostuum spreekt André aan. In haar gehandschoende hand heeft ze een korte leren springzweep.
“Zeg laarzenpoetsknecht!” Haar stem is luid, hautain en neerbuigend. Ook zij knipt ongeduldig in haar vingers.
“Trek jij eens even rap mijn rijlaarzen uit.”
Alle eerdere delen van dienstmeidgeesje's Schuld, berouw en boetedoening