Dit verhaal is ingezonden door Kitten Jolanda en is het derde deel in een driedelige reeks. Lees eerst Zusterliefde (1) en Zusterliefde (2).
Het is een heerlijke dag geweest. De conciërge heeft er niet moeilijk over gedaan dat ik te laat was. Het was pas mijn eerste keer dit jaar. Mijn verslapen-smoes hoefde ik niet eens te gebruiken. Mijn klasgenoten hadden wel even vreemd opgekeken, maar niets gevraagd. Dat was het lastigste deel. De rest van de dag verliep soepel. De lessen gingen goed. Ik had dan ook alles netjes op orde. De laatste drie uren vielen uit, zodat er tijd genoeg was om met twee vriendinnen de stad in te gaan. Daar vond ik een prachtig jasje. Perfect voor het voorjaar. Tegen drie uur zijn we naar huis gegaan; het huiswerk wachtte alweer.
Fluitend rij ik de oprit op en plaats mijn fiets in het rek. Binnengekomen gooi ik mijn tas in een hoek en loop ik door naar de keuken. Ik voel me goed! Vandaag ga ik een flink stuk van het werkstuk schrijven. Allerlei ideeën bruisen door mijn hoofd. Net als ik drinken voor mezelf heb ingeschonken hoor ik Merel binnenkomen. “Hee, Merel!” brul ik naar de kamer. “Ook wat drinken?”
“Nee, dank je. Ik pak straks wel,” hoor ik haar antwoorden.
Al neuriënd pak ik mijn glas en loop ik de kamer weer in. Daar wacht Merel al op me.
“Kom je op mijn bed liggen?” vraagt ze. “Ik wil even lezen en mijn bed zit niet zo lekker.”
Zonder op antwoord te wachten draait ze zich om en loopt naar de trap. Mijn goede bui dreigt even te verdwijnen, maar dan zet ik resoluut mijn glas op tafel en sla mijn armen over elkaar. “Nee.”
Het klinkt goed, stel ik tevreden vast. Niet agressief, maar wel zelfverzekerd. Merel draait zich weer om en kijkt me aan. “Wat zei je?”
“Je hoorde me wel. Ik zei: nee.”
Langzaam loopt ze op me af en gaat vlak voor me staan. “Wát zei je?” vraagt ze weer.
De dreiging is duidelijk te horen, maar ik negeer het. “Ik zei nee,” herhaal ik. “Ik ga naar mijn kamer aan mijn werkstuk werken.”
Nog even kijkt ze me strak aan, maar dan glimlacht ze. “Oké, succes!”
Ze huppelt de kamer uit en stommelt naar boven. Als ik haar deur hoor sluiten, durf ik weer adem te halen. Het verrast me dat ze zo makkelijk toegeeft, maar ik voel me vooral geweldig! Ik ben tegen haar ingegaan en ik heb gewonnen! Het liefst zou ik hardop lachen, maar dat doe ik toch maar niet. Haar uitdagen is nooit een goed idee. Met grote stoere passen loop ik naar de hal om mijn tas te pakken en vertrek daarmee naar mijn kamer.
Het wil niet. Stom werkstuk. Het onderwerp is prima en ik weet er ook genoeg van. Al is dat niet eens nodig met Google bij de hand. Ik weet zelfs wat ik ongeveer wil schrijven. Toch komt er geen fatsoenlijke regel op het scherm. Het laatste half uur ben ik niets opgeschoten. Nog erger, ik heb een deel van wat ik al had geschreven verwijderd omdat het niet goed genoeg was. Al twee keer ben ik naar het toilet gegaan en ik heb nogmaals drinken gehaald, maar het gaf geen rust. Zelfs de paar wiskundesommen die ik tussendoor maakte deugden niet.
Weer haal ik een glas water en weer loop ik langs de kamer van Merel. Het is stil binnen. Wat zou ze doen? Boos schud ik mijn hoofd. Concentreren, dame, houd ik mezelf voor. Het glas gaat naast de laptop, de vingers zweven boven de toetsen. De Maya’s zijn een antiek volk uit de oudheid van Zuid-Amerika, typen ze. Net zo snel als ik het geschreven heb, verwijder ik de zin weer. Een kind uit groep acht kan het beter! Nog een poging: In het antieke Zuid-Amerika leefden de Maya’s en ze hadden een kalender. Vreselijk. Delete! Ik sta op en loop rond door mijn kamer. Als ik die eerste zin maar kan vinden dan gaat de rest vanzelf. Dat hoop ik tenminste. Ongemerkt ben ik mijn kamer uitgelopen en sta weer voor de deur van Merel.
Even twijfel ik, maar dan klop ik toch aan. Als ik haar “Binnen!” hoor roepen open ik langzaam de deur. Van achter haar bureau kijkt Merel naar me op en glimlacht. Onzeker doe ik een stap haar kamer in. Wat doe ik hier eigenlijk?
“Merel… ikke….” stamel ik, maar ze legt haar vinger op haar lippen. Weer aarzel ik even. Dan ga ik resoluut op haar bed zitten en ga er dan languit op liggen. Het hoofdkussen trek ik onder mijn hoofd vandaan en geef het aan Merel, die naar het bed is gekomen. Ze zet het rechtop tegen de muur naast me, en gaat dan op mijn borst zitten, met haar rug tegen het kussen. Ze is niet zwaar, zelfs een stuk lichter dan ik, maar zo voelt het niet.
Ik bedwing de neiging om haar met mijn handen omhoog te duwen om mijn borstkas te ontlasten. Juist die druk geeft me – vreemd genoeg – een veilig gevoel. Met gesloten ogen probeer Ik mijn ademhaling onder controle te krijgen. Als ik ze weer open, zie ik dat Merel naar me kijkt met een liefdevolle blik in haar ogen. Met haar rechterhand streelt ze zachtjes over mijn wangen. Dan rekt ze zich uit en pakt het boek dat al lag te wachten op haar nachtkastje. Terwijl ze het openslaat en het zich gemakkelijk maakt op me, snap ik dat ze op me heeft gewacht. Vandaar dat ze zo makkelijk toegaf aan mijn weigering. Ik zou toch wel komen…