Kleurenspel

Op de mooiste dag van mijn leven dacht ik dat jij van mij was en ik van jou. Dat was voordat het licht inviel. Het licht dat alles aan de kant veegt en iedereen verblindt.

Jouw foto op het world wide web; gewoon internet.

Wie ben jij?

Je ziet er goed uit; je ziet er vooral volwassen uit. Het doet er niet toe. Soms is een fractie van een seconde genoeg. Zo’n fractie duurt een mensenleven of langer.

Kleuren, jouw kleuren, mijn kleuren.
In de atmosfeer is geen kleur kleurvast. Kleuren veranderen voortdurend. Alleen de waarnemer – op die unieke plaats – ziet die kleuren. Jij ziet andere kleuren. Waarschijnlijk mooiere kleuren. Want je bent mooi. Ik vind je mooi. Je wilt niet verder lezen.

Ja, dit licht is dodelijk. Een straal van licht; stralen vanuit een centrum. Ik verlang naar de duisternis. In de duisternis kiemt de toekomst. Als zaad in donkere aarde, als een kind in de baarmoeder. Wonderen zijn dat.

Jouw kleuren. Ik ken ze niet. Je kleren donkergrijs, een stretch jurk, met – zoals vrouwen dat tegen elkaar zeggen – geraffineerd decolleté.
Kleurenspel gaat over kleuren, liefde, onze liefde; minder over eros.
Jouw taalgebruik, jouw zinnen, jouw woorden herken ik tussen elk paar aanhalingstekens.
En er tussendoor kijk ik voetbal.

Wat doe jij nu?

In dertig jaar tijd is voetbal goochelen geworden. Goochelen met een bal. Fysieke kracht lijkt ondergeschikt. Door aantrekkingskracht kleeft de bal aan de speler. Die kracht bezit je of die bezit je niet.

De allermooiste dag zou het geweest zijn. De dag waarop jij mijn bruid was en ik jouw bruidegom.

Alsjeblieft, keur dit niet af. Sta me toe, laat de poëet in mij – dat waren eens jouw woorden – jou een tel rondleiden; alsjeblieft, sta me toe, dat ik jouw hand gedurende deze tijdsnipper mag vasthouden; wees gerust dat duurt niet lang.

Mijn zinnen verwijderen jou weg bij mij vandaan. Ik weet het. Waarom dan toch schrijven? De woorden kunnen niet anders dan neerslaan.
Mijn woorden zijn als het licht: rationeel en dodelijk. Of profileert de man die ergens in mij schuilgaat zich nu?
Elke toekomende zin stapelt afschuw hoger op.

In een Porsche Cayenne zou ik willen rondscheuren. Indruk maken. Laten zien wat ik allemaal presteer.
Als je naast me zou zitten, dan zou ik veel gas geven. Door de versnelling word je stevig achterover in je stoel gedrukt. De sensatie van de kracht. De kracht dicht je mij toe. Je vindt het heerlijk; en ik zal heel stoer kijken. Je lacht wat verlegen; een beetje spannend is het allemaal wel.

Er zal iets zijn waardoor jij je laat imponeren.
Hoe heet dat ook al weer? Mijn hemel: ‘iemand het hof maken’. Zo werd dat vroeger genoemd. Ik wil je het hof maken. Minstens je tuin onderhouden. Ja, dat zal ermee bedoeld worden.

Je bent een volgroeide vrouw; je bent schoon voor mij. Een vrouw die ik bemin, liefde toedraag.
Je ergert je. Ja, dat weet ik wel. Ik ken je niet.
Maar die foto; de foto is met zorg genomen. Het juiste moment is afgewacht.
‘Uitdagend, kom maar op’, dat is je pose. Ik zie daar doorheen. Je hebt een sprekend gezicht, beetje kwetsbaar ook. Dat zie ik, dat is niet moeilijk om te zien.

Dit voetballen is het neusje van de zalm. Er wordt dag en nacht getraind. Het is gekte. In dezelfde fractie van een seconde zie ik vier doelpunten – waarvan twee penalty’s – ben ik met jou getrouwd – misschien wil jij zelfs alweer scheiden – en zie ik voortdurend kleuren. Ik probeer mijn gedachten te stoppen; even wil ik de tijd stil zetten en rustig met jou samen zijn.

Buiten op het land – in die trage uren – ga ik onder; in het voorjaarsgroen, geelgroen, heldergroen. Die felgele bloemetjes – speenkruid – zo klein, en zo fel geel van kleur; daarboven kobalt hemelblauw.

Hoelang zal het nog duren?

Niet lang. Want als ik terugkom (en ik kom terug) dan ben jij weer de eerste aan wie ik denk. Nog wel. Tenslotte dempt alles uit. Bijna alles. Wij zouden er niet meer zijn wanneer alles uitdempt.

Ik kijk rond. Zo vaak heb ik je al verwacht. Ik denk dat ik je hoor en dat ik je voel. Een trilling is voldoende, het ritselen van de beukenhaag.
Ik zie je gestalte en ik hoor je stem. Duidelijk nu.
Vlug kom ik overeind en ik kijk op.
Niets.
Mijn ogen – zintuigen – liegen, zien niets; deze ogen zijn blind en deze oren doof.
Je moet er geweest zijn. Ik zag, hoorde en voelde je toch zelf? Ja, ik weet het zeker.

Je bent kwetsbaar. Ik zie het. Je wilt dat niet weten. Het leven wordt er niet eenvoudiger op. Wat een woorden, wat een zwaarte. Ik ken je niet eens. Woorden zou ik tekort komen als wij elkaar zouden kennen.

Macht heb jij over mij. Ik ben je gehoorzaam. Ik laat je. Zoveel als ik kan laat ik je los. Er zijn altijd nog kleuren.

“Ik geniet er met volle teugen van om iets tot de grond toe af te breken en het met meer kennis, middelen en macht weer op te bouwen.”

Jouw volzin; daar kan ik niet tegen op. Ga je gang. Ik stel vertrouwen in je. Mijn zegen heb je. Je bent integer. Ik heb je lief.

Zo vaak heb ik harmonie nagestreefd. Het zal niet gedeugd hebben. Het was mijn harmonie. Wie laat er zich nu in mijn concept van harmonie dwingen?

Niemand.

Mijn harmonie lijkt een beetje op ‘conceptual mathematics’. Zelf begrijp ik er ook niet veel meer van.

Behalve luchtkastelen is er geen onroerend goed of ander materieel; geen status, niets waarmee ik je verleiden kan; en mijn lichaam wordt in hoog tempo ouder en mijn haar grijzer. (Mooi grijs, dat wel. Wat zal ik doen? Mannen van mijn leeftijd kiezen massaal voor een kleurspoeling.)

De magnetische velden zijn er groot. Naar de Noord- of Zuidpool zal ik vluchten nu ik besef hoe snel ik hier ronddraai. Op een pool sta je tenminste stil. Eindelijk rust. Het is er wel ijskoud.
Kop op, ik kan niet alles hebben.

Hoe dieper ik erover nadenk, des te duidelijker het voor de ogen staat. Mijn lichaam is slechts een schijngestalte. In het lichaam wordt het geestelijke uitgedrukt. Het geestelijke doordringt de materie. Vergis je niet. Een nieuw mens worden – geestmens – gaat niet vanzelf.

Wie begeert het leven niet?

Zeker, er zijn mensen die het leven niet (meer) begeren.
Ruigten, onontgonnen gebieden – woest en leeg – de aarde. Het is al beschreven. Het is niet nieuw voor je.
Een doorzetter; ja, dat ben ik toch ook wel.
Jij en ik, wij begeren het leven; voor altijd.

Jij hebt dit schrijfsel aan de kant gelegd. Mijn denkwereld is de jouwe niet. Dat begrijp ik.

Het is kil buiten. Dit kun je geen voorjaarsweer noemen. Ook vandaag zul je het land niet op komen lopen.
De tijd rek ik nog langer uit. Voor jou maak ik van de tijd een rode loper.

Je bent ergens anders. Ik stel me dat voor. Hoe je met anderen samen bent.
Zoals verwacht ben je vandaag niet gekomen. Ach, het was er de dag niet helemaal naar. Morgen waarschijnlijk net zomin. Maar wie weet? Ik blijf op je wachten.

Het wordt weer tijd om te verdwijnen. Kleuren nemen me op, voeren me weg.
Nooit heb ik geweten dat kleuren zo schoon, zo doordringend waren. Deze kleuren weven door materie heen. Patronen, rijk geschakeerde patronen. Kleuren voor en achter de zon.

Bewonderen dat doe ik jou en ik wil jou bewonderen.

Ik bewonder je denk ik nog het meest omdat ik bijna alles verzonnen heb. Met elke kleur kan ik je samen laten vallen. Die glanzende, smaragdgroene galajurk past daar uitstekend bij.

‘Wauw, wat een verschijning!’

Daar komt zij aan – mijn bruid – omringd door de regenboog. Het is geen boog maar een cirkel van kleuren.

Nu jij steeds duidelijker wordt en de intensiteit van de kleuren toeneemt, wordt de kans dat ik je zal verliezen groter. Voor de vrouw die jij geworden bent, is mijn verwondering niets.
Dat is de tragiek, mijn tragiek. Als jij me ook maar iets zou opdragen, dan zou ik me kunnen bewijzen. Niet dat ik dat doen zal. Ik kan niets bewijzen.

Daarom verzin ik jou, schep ik jou.
Nooit kom jij naar mij toe. Dat is een nadeel. Elke keer moet ik je weer voorzichtig deze kant op loodsen.

Als je goed kijkt, zie je meer kleuren. Soms is de atmosfeer dik genoeg; duisternis dringt voor het licht.
Onderaan, het zwaarste deel is gevuld met magenta. Daarboven karmijn, vermiljoen, oranje, geel en geelgroen; almaar hoger.
Deze kleuren vullen de ruimte, deze kleuren bewegen.

Het is te mooi om waar te zijn. Wij samen, een twee-eenheid, een bijzonder stel; wij trotseren het licht. Wij zijn als kleuren in de ruimte; kleuren sluiten naadloos aan.

Er bevinden zich ook kleuren achter het licht. Deze kleuren verschijnen op de buitenring. Je zult ze ook al wel gezien hebben.
Die kleuren – dat blauw – indigoblauw bereik je nooit. De blauwe heuvels in de verte verdwijnen als je in de buurt komt.
Kleuren op de buitenring, van hoog naar laag: viridian, turquoise, kobaltblauw, ultramarijn, indigo, violet en de wisseling tussen kleuren.

Herhalen, steeds herhalen – er is veel geduld nodig en bovenal de liefde, liefde tussen jou en mij – een kleur opbrengen en wachten – woorden ordenen, aanvullen en weer weglaten – dezelfde kleur opnieuw opbrengen, laten drogen, wachten en een nieuwe, volgende kleur – pas dan krijgen de kleuren kwaliteit – herhalen, liefde – liefde tussen jou en mij – en opbrengen – woorden ordenen, in de goede volgorde zetten – kleuren laten drogen – aanvullen – liefde – weglaten en – liefde – liefde tussen jou en mij.

Tenslotte ontstaan er vormen; daarom stop ik nu voordat het te laat is en ik niet meer terug kan. Want nu zijn we vrij, kunnen we overal naar toe en wanen we ons nog gelukkig samen.

Dit verhaal is ingezonden door aurelio subway. Heb jij zelf ook een mooie BDSM tekst die je met Ons wilt delen en die nog niet ergens anders is gepubliceerd? Stuur je verhaal dan in via het inzendformulier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    Klamed B.V