Tegen vijven vult hij de laarzenlijst in en brengt de 20 paar gepoetste rijlaarzen naar de lockers. Daar staan verschillende Dames, maar ook wat jongere meiden. Eén van hen, een meisje met donker roodgekleurd haar tot op haar schouders en een prachtig op maat gemaakt ruiterkostuum spreekt André aan. In haar gehandschoende hand heeft ze een korte leren springzweep.
“Zeg laarzenpoetsknecht!” Haar stem is luid, hautain en neerbuigend. Ook zij knipt ongeduldig in haar vingers.
“Trek jij eens even rap mijn rijlaarzen uit.”
Alle eerdere delen van dienstmeidgeesje's Schuld, berouw en boetedoening
“J..ja Mevrouw.” antwoordt André overrompeld.
“Haha, Mevrouw!” lacht één van de andere meisjes spottend. “Wat een beleefd knaapje. Hij noemt je Mevrouw, Tanja.” André wordt rood van vernedering. Tanja gaat op de lange bank naast de lockers zitten en André knielt voor haar neer.
“Natuurlijk!” bitst Tanja. “Hij is immers in de verste verte niet van ons niveau! Moet je zien hoe dat eruit ziet. Vieze versleten overall, stoffig!” Tanja tikt André met haar zweep een paar keer op zijn schouder. De stof komt uit de overall.
“Alleen die kleuterlaarsjes zijn wel schattig.” De meisjes barsten in lachen uit. André gaat haast dood van schaamte.
“Trek je mijn rijlaarzen vandáág nog uit, knechtje?!” Tanja geeft André met haar zweep een lel op zijn kont.
“Auw! J..ja Mevrouw. Onmiddellijk Mevrouw.” André trekt onderdanig Tanja’s rijlaarzen uit.
“Neem ze maar gelijk mee om te poetsen, laarzenpoetsknechtje met je leuke roze laarsjes.” De meisjes lachen weer hartelijk. Met een knalrood hoofd staat André op met de rijlaarzen van Tanja in zijn hand.
“T… tot U… Uw dienst, Mevrouw. D… dank U, Mevrouw.” Hij maakt een diepe buiging. Als hij naar het poetshok wil lopen, houdt één van de meisjes hem tegen. Het is een meisje met een engelachtige gezicht en lang, sluik wit haar. Ze draagt een lange zwarte nappaleren jas, een kort denim rokje en lange zwarte nappaleren over-de-knielaarzen. Ze heeft een gevlochten haarband van zwart leer over haar haar. Haar prachtige staalblauwe ogen kijken dwars door André heen. Ze tikt met het flapje van haar leren springzweep onder André’s kin. Met een licht hese stem zegt ze enigszins dreigend:
“Ik vermoed zomaar dat wij nog een boel plezier aan jou gaan beleven, laarzenpoetsknechtje.” Dan reikt ze naar André’s borst en knijpt even heel snel hard door de dunne versleten stof heen in zijn tepel. Er gaat een schok door hem heen.
“J… ja Mevrouw, d… dank U Mevrouw.” Hij passeert haar, maar dan voelt hij een striemende zweepslag die het meisje hem in het voorbijgaan met haar soepele springzweep geeft. Ook daar biedt de totaal versleten overall geen enkele bescherming. Alle meisjes lachen luid en spottend. André weet niet hoe snel hij naar het poetshok moet hollen.
“Zit de duivel je op de hielen?” vraagt Jan, die inmiddels weer terug is.
“N… nee! Nee hoor.” André probeert een geforceerd lachje.
“Van wie zijn die laarzen?”
“Eh… eh… van Tanja.”
“Tanja wie?”
“Eh… Dat weet ik niet.”
“Ja hoor ‘s! Er zijn drie Tanja’s op de manege, dus… Ga maar vragen hoe ze van achteren heet.”
“Eh… ja meneer.” Met lood in zijn schoenen gaat André het poetshok weer uit. Het groepje meisjes staat er nog. Bedremmeld loopt hij er op af.
“Neemt U mij niet kwalijk, Mevrouw.,” spreekt hij Tanja aan. Ze zit nog op de bank bij de lockers. Ze kijkt hem hooghartig aan. Ze is inmiddels omgekleed. Ze draagt een kort donkerblauw leren rokje, een witte satijnen bloes met een kort nappaleren jasje. Ze draagt zwarte nylons. Voor haar liggen twee eveneens donkerblauwe dijlange nappaleren laarzen met hoge stilettohakken.
“Knechtje!! Je komt als geroepen! Doe jij maar eens gauw heel netjes mijn mooie laarzen aan mijn voetjes.” Weer dat vernederende vingerknippen.
“Eh… j… ja maar, eh… z… ziet U….”
“Trek die laarzen aan, knecht!” Het klinkt hard en bevelend.
“J… j… jazeker, M… Mevrouw.” André valt op zijn knieën. Hij pakt de laarzen voorzichtig beet. Het nappaleer is fluweelzacht en ruikt nog nieuw en welriekend.
“Ik denk dat deze laarzen ongeveer vijfhonderd keer zo duur zijn als jouw knechtjes-outfit, dus voorzichtig een beetje!”
“Ja Mevrouw, tot Uw dienst Mevrouw.”
André doet de laarzen heel voorzichtig en op zeer onderdanige wijze aan haar voeten. De laarzen hebben tot aan de dij reikende ritsen en André doet deze zeer voorzichtig, met zijn ene wijsvinger steeds tussen rits en nylonkous, omhoog. Tanja geniet ten volle van dit moment en tikt met haar zweep ritmisch tegen haar laarzen. Alle meisjes kijken zeer geïnteresseerd naar dit tafereel.
“Goed zo, laarzenpoetsknechtje! En nu mag je nog even een opwrijfdoek halen om mijn laarzen als spiegeltjes te laten glimmen. Vort!”
“Ja Mevrouw.” André haast zich terug naar het poetshok en komt snel weer terug met een poetsdoek. Het meisje met het engelengezicht is naast Tanja gaan zitten. André knielt en begint Tanja’s laarzen op te wrijven. Tanja draait haar gelaarsde benen voor zijn gezicht. Al wrijvend ruikt hij de heerlijke nappaleer lucht. André doet zijn uiterste best op de laarzen.
“Oh laarzenpoetsknechtje.” Het is het meisje met het engelengezicht.
“Jij mag mijn laarsjes ook zo laten glimmen.” lispelt ze met een verleidelijk stemmetje. Ze steekt haar rechterlaars naar voren en wrijft even met de neus van haar laars onder Andre’s kin.
“J… ja Mevrouw. Graag Mevrouw.”
… overal om hem heen is leer, en vooral het aroma van leer, overal zijn laarzen …
De meisjes lachen om de slaafse André. Hij vernedert zich overdreven voor hen. Het windt hem op, maar de strenge en spottende meisjes eveneens. Overal om hem heen is leer, en vooral het aroma van leer, overal zijn laarzen, zowel rijlaarzen als lange nappaleren laarzen met hoge stilettohakken, overal zijn zwepen, overal zijn prachtige Dames en meisjes. Hij is overweldigd door deze overmacht aan dominantie en voelt dat hij zich onderdanig móet gedragen. De meisjes hebben dat feilloos door.
Als hij klaar is met Tanja’s laarzen kijkt deze laatdunkend naar beneden.
“In orde knecht!” is haar enige reactie.
“Mag ik u nu wat vragen, Mevrouw?”
“Vooruit dan maar. Wat heb je op je lever, laarzenpoetsknechtje?”
“Mag ik Uw achternaam hebben, alsUblieft? Die heb ik nodig om de laarzenlijst in te vullen.”
“Laarzenlijst?”
“Ja Mevrouw. Daar schrijf ik op van wie ik de laarzen heb gepoetst.”
“Kun jij schrijven dan?” Tanja vraagt het gespeelde opperste verbazing. De meisjes proesten het uit.
“Ja Mevrouw”, antwoordt André onderdanig en beleefd.
” Nou, vooruit dan maar. Ik ben Mevrouw Van Limburgh Stirum.”
“Dank U Mevrouw.”
“Nu de mijne, knechtje.” zegt het meisje met het engelengezicht ongeduldig.
“Ja Mevrouw. Direct Mevrouw.”
“Onder alle omstandigheden dienstbaar blijven. Dat is de kunst knechtje.”
André schuifelt op zijn knieën naar het meisje toe en begint haar laarzen op te wrijven. Ze kijkt André hautain aan en zegt zachtjes tegen hem: “Het plezier is al begonnen, knechtje.” Terwijl er een gemeen glimlachje om haar mond verschijnt zet ze plotseling de stilettohak van haar andere laars in André’s kruis. De punt van de hak komt precies boven op zijn in de kuisheidskooi gevangen pikje terecht, dat al zo’n pijn deed omdat het al weer een hele tijd wanhopig stijf probeerde te worden. Er gaat een schok door André heen. Tanja kijkt vol interesse naar de lijdende André.
“Gewoon doorgaan met het opwrijven van mijn laars, knechtje!” Ze draait nog even met haar naaldhak. André kreunt. Het meisje lacht.
“Onder alle omstandigheden dienstbaar blijven. Dat is de kunst knechtje.” Pas als André met de laars klaar is haalt ze de andere uit zijn kruis, maar zet direct de hoge naaldhak van de gepoetste laars weer op dezelfde plek. Moeizaam door de kwelling van de naaldhak wrijft hij de laars op. Als hij klaar is kijkt het meisje hem met haar staalblauwe ogen strak aan.
“Dienstbaar onder alle omstandigheden.” Ze draait nog een paar keer hard met haar naaldhak in zijn kruis. André krimpt ineen van de pijn. Dan trekt ze haar laars terug, maar het ijzeren uiteinde van de hak haakt in de versleten stof van de overall. Ongeduldig trekt het meisje haar laars los. Er klinkt een kort, scheurend geluid. In de overall zit een winkelhaak.
“Acht toch, wat sneu”, veinst het meisje medelijden. Dan knipt ze in haar vingers en wuift André weg.
“Wegwezen, knechtje!”
“Tot Uw dienst Mevrouw. Dank U Mevrouw.”
André staat moeizaam op. Zijn knieën zijn stijf van de lange kniezit op de koude stalvloer. Hij maakt een stramme buiging en draait zich om op weg naar het poetshok. Dan is het Tanja die hem een onverwachte harde striemende lel met haar springzweep geeft. “Auw!” gilt hij. Iedereen in de buurt kijkt gelijk naar hem, ook al omdat de meiden in lachen uitbarsten.
“Fijne avond verder, laarzenpoetsknechtje.” zegt Tanja spottend. Weer gelach.
“D… dank U Mevrouw.” André gaat tot diep in zijn beenmerg vernederd terug.
Om half zeven mogen Jan en André snel iets warms uit het restaurantje halen. Ze mogen het niet daar opeten, zegt Jan. Ze eten het in hun hokje. Daarna is het voor André weer poetsen geblazen. Om half acht komen Natascha en Katja ineens het poetshok binnen.
“Kijk ons sloofje eens lekker aan het poetsen zijn. Dag Jan! Heb je een beetje gemak van je hulpje?” vraagt Katja. Jan springt op en loopt de Dames tegemoet. Hij maakt een buiging.
“… heb je je achterklepje nog open moeten maken?”
“Dag Mevrouw van Berghen Henegouwen, dag Mevrouw van Linschoten. Zeg André, begroet de Dames eens netjes!” André legt gauw de rijlaars die hij aan het poetsen is op het tafeltje voor hem en loopt op de Dames af. Ook hij buigt beleefd.
“Dag Mevrouw van Berghen Henegouwen. Dag Mevrouw van Linschoten.” klinkt het onderdanig.
“Dag nieuw laarzenpoetsknechtje”, zegt Natascha vrolijk. Zij en Katja hebben hun ruiterkostuum al aan. De Dames zien er weer prachtig uit, mooie op maat gemaakte donkerblauwe fluwelen ruiterjasjes, witte overhemden met een zwarte strik, strakke rijbroeken, mooie zwarte caps, opengewerkte leren ruiterhandschoentjes en natuurlijk hun door sloofje André glimmend gepoetste rijlaarzen met eveneens glimmend opgewreven sporen. In hun hand de lange leren rijzweep. De natuurlijke dominantie van de Dames vult het hele poetshok.
“Nou Jan, hebbie d’r wat an?” grapt Katja tegen Jan terwijl ze haar zweep op André richt.
“Jazeker, Mevrouw van Berghen Henegouwen! Hij poetst snel en goed.”
“Goed zo, antje! Dat hoort Mevrouw graag!” antwoordt Natascha.
“Goed werk, laarzenpoetsknechtje!” zegt Katja.
“En sloofje,” vraagt Natascha, “heb je je achterklepje nog open moeten maken?”
“Natas!!” Katja schiet in de lach.
“Nee Mevrouw” antwoordt André timide met een rood hoofd. Jan hoort er allemaal met een beetje suffig gezicht aan.
“Dat komt, antje, omdat wij de Dames daar nog niet over hebben geïnformeerd.” zegt Natascha zachtjes tegen André.
“Maar dat gaat wél gebeuren!” lacht Katja.
“En wel vanavond!” zegt Natascha met onverholen plezier.
“Oké!” roept Katja, terwijl ze met haar zweep tegen haar rijlaars slaat. “We gaan rijden in de binnenbak!”
“Sure babe!” beaamt Natascha. “We kunnen de werkende klasse niet te lang van hun nuttige arbeid af houden.” Spottend lachend gaan de Dames de deur uit. Bedrukt door het volume van de dominantie van dit korte moment gaan Jan en André weer aan hun poetswerk.
“Noemde Mevrouw Van Linschoten jou nou antje?” vraagt Jan na een tijdje. “Is dat een afkorting van je naam?” André is rood geworden van de eerste vraag, maar opgelucht door de tweede. Hij speelt er snel op in.
“Het is een afkorting, ja. Van André. Mevrouw van Linschoten noemt mij vaak zo.”
“Hm” bromt Jan. “Ik vind het meer een naam voor een ouderwetse dienstmeid.” André wordt nu vuurrood.
“En ze noemde je ook nog sloofje hoorde ik”, vervolgt Jan.
“Ach….” is het enige wat André nog uit brengt. Zwijgend poetst hij verder, laars na laars. Om tien uur zwaait de deur open.
“Sloofje! Meekomen!! Je mag onze rijlaarzen uittrekken en poetsen. Hup!” Ongeduldig tikt Natascha met haar zweep tegen haar rijlaars.
“Ja Mevrouw, direct Mevrouw.” André legt vliegensvlug zijn poetswerk neer en gaat op een holletje achter Natascha aan. Als de deur dichtslaat bromt Jan in zichzelf: “Niks afkorting. Hij ís dienstmeid!” Dan staat ook hij op, zucht diep, pakt een mestblik met harkje en sloft er mee naar de binnenbak.
André loopt achter Natascha aan naar de bank bij de lockers.
“Ha, ons laarzenpoetsknechtje!” roept Katja die op de bank zit luid. Veel Dames kijken op.
Natascha neemt eveneens plaats op de bank. Ze knipt hooghartig in haar vingers en wijst met twee vingers naar de grond. André knielt voor haar neer.
“dit is hoe jullie het nieuwe laarzenpoetsknechtje kunnen behandelen. Streng doch onrechtvaardig!”
“Rijlaarzen uit, sloof!” Onmiddellijk gehoorzaamt André. Onderdanig trekt hij Natascha’s rijlaarzen uit.
“De mijne ook sloof!” beveelt Katja. Ook zij praat bewust hard. André trekt haar rijlaarzen slaafs uit.
“Haal onze laarzen uit de lockers. Nummer 14 en nummer 16.” draagt Natascha André op. Hij staat op en haalt uit locker 14 Natascha’s gladleren dijlaarzen en uit nummer 16 Katja’s donkergroene welriekende nappaleren lieslaarzen. Zeer onderdanig doet hij, onder vele nieuwsgierige blikken bij de Dames hun laarzen over hun strakke rijbroeken aan. Als hij klaar is, knipt Natascha wederom in haar vingers. Ze maakt het gebaar dat hij haar laarzen moet kussen. André gaat dood van schaamte. Hij treuzelt. Dan geeft Katja hem met haar lange leren rijzweep een striemende slag over zijn slechts door een dun laagje versleten stof bedekte reet. Een kreet ontsnapt zijn keel. Dan buigt hij zich diep voorover en kust devoot Natascha laarzen. Daarna die van Katja, gadegeslagen door vele goedkeurende, genietende blikken van Dames, die aan dit tafereel veel plezier beleven.
“Dames!” zegt Katja met stemverheffing, “dit is hoe jullie het nieuwe laarzenpoetsknechtje kunnen behandelen. Streng doch onrechtvaardig!” Alle Dames en meisjes lachen vergenoegd.
“Ik geef zo een drankje weg in het restaurant voor nadere informatie”, vervolgt Katja. Er wordt gelachen en geapplaudisseerd.
“En jij, sloof, rijlaarzen meenemen en naar je poetshok”, commandeert Natascha. André krijgt van zowel Katja als Natascha nog een paar venijnig harde zweepslagen en vlucht dan naar zijn hok.
“Nou nou. Ik geloof dat de toon voor jouw verblijf hier wel gezet is.” zegt Jan, zich enigszins verkneukelend. ”Ik word al jaren als voetveeg behandeld, maar bij jou is dat nog een graadje erger zie ik.”
“J… jaa.” zegt André zwaar teneergeslagen. “Ik heb iets heel stoms gedaan en daar laat Mevrouw Van Linschoten mij nu zwaar voor boeten.” André vertelt het verhaal van Agnes en hoe hij daarvoor gestraft wordt. Hij vertelt uiteraard niet alle vernederingen die hij thuis of bij Katja moet ondergaan.
“Maar over een half jaar, of misschien een jaar, is het voorbij”, besluit André.
“Ik help het je hopen.” zegt Jan. Wanneer het tegen elven loopt gaat Jan het poetshok een beetje opruimen.
“Ik moet vier paar laarzen meenemen om thuis te poetsen meneer” zegt André.
“Klopt. Mevrouw Van Linschoten heeft mij daarover ingelicht. Ik heb ze daar al klaarstaan. De briefjes zitten eraan.”
“Dank u wel, meneer.” André stopt de laarzen in de tas.
“Dan ga ik maar eens op huis aan. Gaat u ook naar huis?”
“Huis? Ik woon hier, jongen. Ik heb hierachter een kamertje.”
“Oh! Nou dan zou ik zeggen tot morgen maar.”
“Tot morgen. En hou je haaks, jongen.”
Fijn dat er weer een mooi verhaal is geplaatst!
Vier maanden verder alweer. Wanneer wordt het volgende deel geplaatst?
ik heb vandaag deel 40 ingediend. ben er een tijdje tussen uit geweest.
Fijn. Ik zal er naar uitkijken!
Ik geloof niet dat er nog interesse bestaat in mijn feuilleton. Ik heb tot twee keer toe een nieuw hoofdstuk ingeleverd, maar géén plaatsing.
Wat zonde! Ik en andere met mij lezen nog altijd met veel genot een nieuw deel
Ik heb het idee dat de mensen achter deze site er de brui aan hebben gegeven. Ik zit ook met smart te wachten op je feuilleton, maar dat verhaal over die Warsaws Prison deel 2 staat er ook al maanden op en sindsdien geen enkele beweging of post meer.