Mijn oom had een geheim ondeugend boekje waar ik als jonge jongen stiekem in las. Ik moest er weer aan denken toen ik laatst voor zijn grafsteen stond. Het boekje zelf is verloren gegaan, maar ik had het een en ander overgeschreven wat ik u niet wil onthouden. Het gaat om vlotte fetishpoezie voor de voetenliefhebber.
Een oude heer uit Simpelveld
werd levenslang moreel gekweld.
Zijn eigenwijze jongeheer
had niet op het vrolijke geslachtsverkeer
maar op een vrouwenvoet zijn hoop gesteld.
Deze eigenlijk niet zo vrolijke limerick legt de vinger op de wonde plek. De voetenliefde is een marginale aangelegenheid waar je niet mee scoort. Evengoed is het een drift waar je niet aan ontkomt, of je ervoor kiest of niet. Het is ‘levenslang’ een vloek of anders gezegd: een uitdaging om je neiging een plaats te geven. En zeker om de juiste partner te vinden.
Een ouwe tang uit Sappemeer
zag een verlegen jongeheer.
Ze ving hem met haar kromme tenen,
uit pure vreugde moest hij wenen:
van hier ontsnap ik nimmer meer.
Deze bitch op leeftijd vervult onze diepe wens, op een manier die misschien de voetenliefde karakteriseert: tegendraads en tegen wil en dank. De vervulling wordt niet gevraagd en komt, onontkoombaar, uit een onverwachte hoek. De bevrijding is er niet minder om, al lijkt hij alleen mogelijk onder dwang. Wat beweegt deze dwingende vrouwen?
Een ware feeks uit Overakt
had haar forse tenen rood gelakt.
Dit ben ik, sprak zij,
rond, afdoend en vrij:
van elke jongeheer maak ik gehakt.
Dat liegt er niet om, deze zelfbewuste dame duldt geen tegenspraak en haar slachtoffers zullen het weten Maar is ze niet gewoon een sterke vrouw die het goede voorheeft met ons heren? Die onze zwakke plekken kent? En zou deze zelfbewuste vrouw genoegen nemen met ‘elke’ willekeurige jongeheer? Ze zoekt eerder iets heel bepaalds, en zij zal duidelijk laten blijken wat, hoe, en aan wie.
Een sterke vrouw uit Zoetermeer
zocht een rechtschapen jongeheer.
Zij lakte haar gespierde tenen
tot ze priemend door het daglicht schenen
– een baken voor de volger van de rechte leer.
Mischien moeten we het ook wel meer zoeken in het begrip van zo’n sterke vrouw, en de attente hartelijkheid die zij uitstraalt. Een echte moeder voor volwassen mannen, die dat ook wil weten maar zonder de mogelijkheid op een gelijkwaardige en hoffelijke omgang te verpulveren. Waar vind je zo iemand? Dat is de grote vraag voor al die on- en halfbewust zoekende heren, die wel weten hoe klein de kans is dat ze ooit in een normale relatie zullen worden ‘begrepen’.
Een moederkloek uit Oosterveer
sprak een onbegrepen jongeheer.
Zij lakte haar attente tenen
die nu uitnodigend verschenen
voor zo’n ongelovige meneer.
Dit gedicht vraagt natuurlijk om een vervolg. Dat geldt eigenlijk voor elk van deze limericks. Ze kunnen best op zichzelf gelezen worden, maar er zit zoveel in dat ze zonder mankeren het begin kunnen vormen van een heel verhaal. Dit geldt in elk geval voor de ‘feeks uit Overakt’.
Ik geef u in zijn geheel de saga van deze vrouw die tot het uiterste gaat. Let ook op de moraal van het verhaal. Het is in wezen een klassieke Griekse comedy met zijn hilarische overdrijving en simplificatie. Wij mannen zijn niet meer dan onze jongeheer, die eenvoudig gelokt en getemd moet worden. En uiteindelijk hebben we diepe spijt dat we weleens anders gewild hebben.
Een ware feeks uit Overakt
had haar forse tenen rood gelakt.
Dit ben ik, sprak zij,
rond, afdoend en vrij:
van elke jongeheer maak ik gehakt.
Zij ging de straat op in Neerrhenen
met de glorie van haar onbedekte tenen.
Maar zij ontmoette menig jongeheer
die zich voor haar verborg, telkens weer
totdat zij om de hoek was verdwenen.
Zo ging dat niet in Overakt, sprak zij,
die jongeheren eerden mij.
Die lieten zich spontaan verwennen,
die moesten mijn gezag erkennen,
onderdanig aan mijn tenen werden zij.
Ik zal ze hebben in Neerrhenen,
tot ze voor mij zijn verschenen
in groot tenue, in vol ornaat,
en plein publique, gewoon op straat:
terechte eer voor mijn sublieme tenen.
Ik ga verder dan in Overakt, dit keer,
ik toon mijn hielen, zolen en zo meer.
Geen greintje schoen kan ik meer velen,
op blote voeten zal ik lachend spelen
met de preutsheid van zo’n jongeheer.
Toen moesten ze wel kijken in Neerrhenen
wat daar danste onder die kordate benen.
Stoute hielen die zich niet verscholen,
slanke enkels, soepele zolen,
en, terecht, tien jubelende tenen.
En het ging zoals in Overakt,
de jongeheren werden ingepakt.
Haar overwinning was totaal,
ze smeekten op hun knieen, allemaal,
om haar begrip dat ze zo diep waren gezakt.
Neerrhenen kent sindsdien geen jongeheer
die niet opstaat voor het vrouwelijk verkeer
op blote, dartele, speelse voeten.
Want zij begreep hun heilig moeten,
zo was ze ook wel weer.
Durf te leven, durf te leren
als Neerrheense jongeheren.
Durf te smeken als een man
die beseft wat hij niet kan:
als een heerser onder vrouwen te verkeren.
Prachtig, dit einde. Ik had het mijn oom graag als grafschrift gegund. Hij was niet zo’n brave, oppassende man als iedereen dacht. Ik wist het, en ik hoop voor hem dat er een handvol dames zijn geweest die het ook wisten en hem ‘begrepen’. God hebbe hun ziel. Dat zij allen in zaligheid excelleren!